Dit Essay schreef ik voor Liberales en werd daar op 23 november 2017 gepubliceerd. We leven in een liberaal tijdperk. Sinds de voedselverzamelaars-jagers in de prehistorie zijn we nog nooit zo vrij geweest. Maar die vrijheid staat onder druk. Langs links en langs rechts. De tegenstanders van het liberalisme zijn tegen vrijhandel. Trump sluit de grenzen en wil niets liever dan ‘build that wall!’ Socialisten zijn bang dat er geen jobs meer gaan zijn door de digitalisering, proberen dan belastingen te heffen op het gebruik van machines en houden zo de innovatie tegen. 25 jaar na de bevrijding van het communisme in Europa staan de communisten in Wallonië zelfs op het punt de grootste partij te worden. Mensen trekken zich terug op zichzelf. Ze zijn bang voor het onbekende. En net die vrees staat de vooruitgang in de weg. John F. Kennedy vond dat een liberaal iemand was die vooruit kijkt, niet achteruit. Iemand die nieuwe ideeën verwelkomt zonder rigide reacties. Iemand die geeft om het welzijn van het volk en hun vrijheden. Iemand die gelooft dat impasses en tegenstrijdige belangen in het buitenlands beleid kunnen doorbroken worden. “Als dat is wat een liberaal is. Dan ben ik een liberaal,” zo verklaarde hij in een toespraak. Eén ding hebben de anti-liberalen gemeen: ze zijn tegen verandering. En daardoor zijn ze ook tegen de vooruitgang. En dus zijn ze ook ‘conservatief’. Ook de zogenaamde ‘progressieven’ houden de vooruitgang tegen en zijn dus conservatief. In de jaren ’90, nadat we het communisme ten onder zagen gaan in Europa, dachten we dat het liberalisme op het internationale toneel de strijd der ideologieën had gewonnen. Jammer genoeg is dit niet waar. Het ogenblik dat liberalen in slaap vallen en vergeten hun verworven vrijheden te verdedigen zal een overwinning voor het conservatisme zijn. Wat is de voedingsbodem van dit anti-liberale gevaar? Eerst en vooral angst voor het onbekende, angst voor verandering die ingrijpende gevolgen zal hebben en die daardoor onzekerheid met zich mee brengt. Ten tweede importeren we gedachten die onze samenleving verzuren uit gebieden waar mensen niet vrij zijn. Het sluipt bij ons binnen via de sociale media, de pers en ondergrondse moskeeën. We moeten als liberalen de samenleving weerbaar maken, werken aan een open samenleving zodat kansen die de verandering met zich meebrengt optimaal benut worden. Jens Stoltenberg, Secreatris-Generaal van de NAVO, sloeg de nagel op de kop: “Freedom has never come for free”. Het liberalisme zal internationaal zijn, of niet zijn De globalisering is grenzeloos. De conservatieven, nationalisten en protectionisten kunnen dit hoogstens op pauze zetten in een bepaald land of regio, maar de globalisering gaat door in de rest van de wereld, het is onstuitbaar. Het zijn vrije mensen die de motor zijn van deze vooruitgang. Onze wereld wordt meer en meer een netwerk van individuen en minder een van groepen. De tussenschakels verdwijnen, geen telegramoperator meer, binnenkort zelfs geen klassieke postbode. Het gaat allemaal sneller en de hele wereld is binnen handbereik. De anti-liberalen zijn tegen de internationalisering. Ze kiezen liever voor het ‘veilige’ isolement van de eigen natiestaat. Nochtans weten we dat dit niet werkt. In haar boek De Geëngageerde Burger heeft Gwendolyn Rutten het over Zheng He, de Chinese ontdekkingsreiziger die nog vóór Columbus Amerika ontdekte. De Chinezen waren zo teleurgesteld in wat de rest van de wereld te bieden had, dat ze ervoor kozen in isolement te leven. Dat heeft geleid tot een economische stagnatie van 500 jaar. Ze geloofden in de superioriteit van hun eigen samenleving en weigerden elke vorm van kruisbestuiving met andere culturen. Hoe kan het zijn dat de anti-liberalen dit blijven verdedigen? Hun standpunten zijn gedreven vanuit een nationalistische reflex. Gebaseerd op instinct of een heilige overtuiging in plaats van logica of feiten. Samenlevingen gaan vooruit als ze tolerant zijn en open markten hebben, terwijl de anderen achteruit gaan. Voor het conservatisme geldt het volgende: stilstaan is achteruitgaan! Sinds de publicatie van haar nieuw boek Nieuwe Vrijheid, van diezelfde partijvoorzitster, is er een mediastorm ontstaan omtrent het begrip ‘superioriteit’. Maar wat de opponenten vergaten was dat het niet ging om de superioriteit van ons volk of ras, het ging om de superioriteit van de liberale democratie ten opzichte van de dictatuur. Het is de liberale democratie die als enige de burgerlijke vrijheden kan waarborgen. Een ideologisch discours dat duidelijk liberaal is. Je zou kunnen stellen dat ‘superioriteit’ volgens de Chinezen nationalistisch is en volgens Rutten eerder patriottistisch. George Orwell schreef in zijn Notes on Nationalism het volgende: "By 'patriotism' I mean devotion to a particular place and a particular way of life, which one believes to be the best in the world but has no wish to force upon other people. Patriotism is of its nature defensive, both militarily and culturally. Nationalism, on the other hand, is inseparable from the desire for power. The abiding purpose of every nationalist is to secure more power and more prestige, not for himself but for the nation or other unit in which he has chosen to sink his own individuality." Als liberalen moeten we de vier vrijheden van Franklin Delano Roosevelt verdedigen, want deze tonen het verschil tussen onze liberale democratie en de anti-liberale recepten. Het gaat om de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van geloof, de vrijwaring van gebrek en de vrijwaring van vrees. Toen FDR pleitte voor deze vrijheden was Duitsland in de handen van de nazi’s en Rusland in handen van de communisten, maar deze opsomming van vrijheden is ook vandaag nog actueel. Vrijheid exporteren Dat brengt ons tot de vraag: ‘als onze liberale democratie onder druk komt te staan door anti-liberalen, wiens ideeën de oorsprong vinden in het buitenland, moeten we als liberale democratieën dan niet ingrijpen in dictaturen?’ Vanuit George Orwell’s idee van ‘patriottisme’ zou ik zeggen van niet, tenzij de druk het functioneren van de liberale democratie in gedrang brengt of wanneer onze vrijheden hier in vraag worden gesteld. Tegenstanders van het isolationisme zoals Amerikaans president Woodrow Wilson waren ‘liberaal internationalist’. De vrijheden die je in eigen land kent, moeten wereldwijd geldend zijn en dus moet een liberale democratie zich ertoe verbinden om de ‘vrijheid te exporteren’. Dit kan door een militaire interventie om landen van dictators te verlossen, zoals de strijd tegen Hitler of Saddam Hoessein, of door humanitaire hulp of ontwikkelingssamenwerking. Maar is interventionisme eigenlijk nog nodig in deze tijd? Als mensen over heel de wereld via de sociale media met elkaar in contact staan, moeten we dan nog ten oorlog trekken tegen IS, of dictators als Moebarak? Het Westen is niet de politie van de wereld. Het is beter dat de liberale democratie van onderuit ontstaat, dat het van de burgers zelf komt. Maar dan moeten die burgers wel goed onderwezen worden. Hier vinden we het doodnormaal dat er geen ‘fake news’ in onze scholen wordt gepredikt, terwijl dit elders wel nog gebeurd. Hoever mag onze inmenging gaan? Liberale democratieën hebben de plicht het gedachtegoed van vrijheid en de trias politica – de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende machten – te verspreiden over de wereld. Dat doen we best langs het onderwijs.
Vrijheid zonder veiligheid kan niet blijven bestaan, maar hoe verder men gaat in een ‘veiligheidsdiscours’, hoe harder de vrijheid onder druk komt te staan. Sommige nationalisten proberen in naam van de vrijheid, ze af te schaffen. Bijvoorbeeld door de vrijheid van meningsuiting in te perken om haatpredikers te bestrijden. Daarom is proportionaliteit zo belangrijk. Volgens Michael Ignatieff zijn er grenzen aan de anti-terreurmaatregelen binnen een liberale democratie: ze moeten tijdelijk zijn, gecontroleerd worden door de rechterlijke macht en de pers moet vrij zijn om erover te berichten. Samenwerken is altijd beter Migratie van ideeën en mensen is de motor van vooruitgang, het verspreidt de democratische en open samenleving. Verschillende culturen en volkeren hebben andere ontwikkelingen. Door migratie kwam de wiskunde uit het Midden-Oosten, net als ons alfabet. Zonder migratie naar Amerika hadden we zelfs geen aardappelen gekend. Daarom is het zo belangrijk om samen te werken met andere landen. Het is net die kruisbestuiving tussen culturen die de vooruitgang drijft. Volgens Nick Clegg – voormalig vice-premier van het Verenigd Koninkrijk – was deel worden van de EU voor de Britten vooral een symbool van de modernisering van de samenleving en een bewijs dat de liberale democratie gewonnen had van het fascisme. Het is dus jammer dat de anti-liberalen het Brexit-referendum hebben gewonnen, maar het is begrijpelijk. Het referendum werd niet uitgevochten met feiten, maar met emoties. Maar het ligt ook aan de EU zelf. De eengemaakte markt diende om de welvaart in de lidstaten te verbeteren, door industriële standaarden en de bescherming van consumenten te garanderen. Het probleem is dat de EU zich vandaag teveel bezig houdt met het ‘micromanagen’ van haar bevoegdheden, terwijl de zaken die ertoe doen op wereldschaal nog teveel een bevoegdheden blijven van de lidstaten. Sommige liberalen zien een conflict ontstaan tussen internationalisme en het subsidiariteitsprincipe. Waarom zouden we zaken verder van de burger gaan behandelen? Volgens mij gaat het erom om liberale doelstellingen te bereiken op het niveau dat het meest geschikt is. Het gaat erom dat geen enkel land – en misschien nog meer geen enkele regering – bereid is een stukje van haar soevereiniteit af te staan. Ik heb het dan over zaken zoals terreurbestrijding, buitenlandse zaken, migratie en klimaat. Zo een Europa is er voor én door de burgers. Zo kan globalisering omarmt worden zonder angst en verdeeldheid. Als progressief zijn wil zeggen dat je voor de vooruitgang bent, zowel op het vlak van economische welvaart als voor de vrijheid, dan zijn liberalen de progressieven bij uitstek.
0 Reacties
Dit Essay schreef ik voor Liberales en verscheen op 9 november 2017 op hun site. Trudeau is hot. Weinig regeringsleiders kunnen zichzelf de populariteit van een popster op het lijf plakken, Justin Trudeau daarentegen wel. Sociaaldemocraten zitten met de handen in het haar, want een groot deel van hun achterban is de plannen van de liberaal best genegen. Conservatieven verafschuwen alles wat hij doet: de twee jaar schulden maken voor investeringen, de afgelasting van de CF-35 straaljager voor de luchtmacht, het legaliseren van euthanasie en het legaliseren van marihuana. De liberalen hebben de touwtjes stevig in handen. In het Lagerhuis, the House of Commons, beschikken ze over een absolute meerderheid. Ondertussen is Trudeau twee jaar aan de macht en lijkt het mij tijd om het eens over hem te hebben. Geboren als eerste zoon van de zittende premier Pierre Trudeau en diens jongere echtgenote Margaret Sinclair, is Justin al op jonge leeftijd bekend geworden. Margaret was een hippie en Pierre was een intellectueel. Hun relatie is uit elkaar gegroeid door zijn drukke agenda en haar losbandige affaires met Ted Kennedy en minstens één muzikant van de Rolling Stones. Justin bleef bij z’n vader en vergezelde hem op buitenlandse staatsbezoeken. De oorsprong van de term ‘Trudeaumania’ stamt uit de jaren 60, wanneer Justin’s ‘Papa’ Pierre Trudeau de verkiezingen van 1968 won. Pierre Trudeau was een voorvechter voor belangrijke liberale vrijheden: als minister van justitie versoepelde hij de echtscheidingswet en legaliseerde hij homoseksualiteit. Maar hij had ook een donkere kant: hij perkte de burgerlijke vrijheden in door troepen in de straten van Montreal in te zetten, in een poging de rellen van de onafhankelijkheidsbeweging van Quebec de kop in te drukken. Hij vond ook dat alle Canadezen beide landstalen moesten kennen. Daarom voerde hij ‘official bilingualism’ in, waarbij alle overheidsdiensten moeten worden aangeboden in beide landstalen. Je zou het kunnen vergelijken met de faciliteitengemeenten in België, maar dan geldend in het hele land en niet enkel beschikbaar als de burger erom vraagt.
“The liberal government will run a deficit for two years,” is ongetwijfeld de uitspraak waarmee Trudeau tijdens de verkiezingscampagne de zittende premier, Stephen Harper, uit z’n stal jaagde. Harper had het over ‘fiscal responsibility’, terwijl het nota bene de conservatieven zelf waren die ‘deficit spending’ toepaste om grote belastingsverlagingen mogelijk te maken. Canada heeft natuurlijk het voordeel dat ze op grote grondstofreserves zitten en de bevolking blijft groeien (vooral door immigratie), waardoor de vergrijzing weinig effect heeft op de begroting. De regering van Trudeau wil zo snel mogelijk investeringen doen om de economie op te krikken, in de veronderstelling dat dit meer welvaart kan genereren dan te besparen en de begroting nu al in evenwicht te brengen. Maar het is alles of niets: als de economie een boost krijgt, dan kan de regering richting een begroting in evenwicht gaan door meer inkomsten, maar als het niet werkt, dan zit Trudeau met een begroting in het rood en dus ook zonder versterkte economie.
Trudeau maakt zich met z’n huidige beleid populair bij sommige conservatieven die gecharmeerd werden door een verhoging van de militaire uitgaven met 70%. Het verbeterde ook de band tussen de VS en Canada, wat de deur opende voor voorzichtige gesprekken met Trump over diens isolationisme. Voor Trudeau is vrijhandel van cruciaal belang, want Canada kan economisch bijna niet zonder de VS. Daarom is hij zo’n felle voorstander van handelsverdragen (zoals CETA, TPP en NAFTA) en de Kinder Morgan-oliepijplijn tussen de olievelden in Alberta en de havens in British Columbia. Zo wil hij Canada minder afhankelijk maken van z’n zuiderbuur en zich meer focussen op de handel met Europa en Azië. Net zoals zijn vader, heeft de jongere Trudeau geen al te beste relatie met de westelijke provincies. De liberale regering verplicht de provincies om een CO2-belasting in te voeren, anders voert de federale regering ze in. Dit kreeg hevige tegenstand vanuit Saskatchewan en Manitoba omdat het de provincies zijn waar bijna alle handelsgoederen geleverd worden per dieseltrein of vrachtwagen. Deze twee provincies vrezen dat hierdoor producten uit hun provincies niet meer verkocht zullen geraken in steden als Toronto of Vancouver omdat de transportkost te hoog zou worden. In zijn speech op de 150ste verjaardag van de confederatie vergat hij Alberta als enige provincie zelfs te vermelden. Hij maakt natuurlijk ook fouten. Bijvoorbeeld bij het overlijden van Fidel Castro, noemde hij de dictator “a larger-than-life leader who served his people.” Waarmee hij in een mediastorm terechtkwam, wat overigens niet abnormaal is wanneer een liberaal de loftrompet steekt over een communistisch dictator. Of toen hij Stéphane Dion minister van Buitenlandse Zaken maakte, terwijl diezelfde Dion als partijleider de verkiezingen van 2008 verloor omdat hij slecht Engels sprak. Op de Belgische televisie zagen we Chrystia Freeland (toenmalig minister van internationale handel) wenen bij een interview over de Waalse oppositie tegen CETA. Maar toen CETA er toch kwam werd ze meteen de meest geschikte opvolger voor Dion. Dion werd ambassadeur bij Duitsland en de EU, terwijl Freeland minister van Buitenlandse Zaken werd. Als reactie op de verkiezing van Donald Trump kan dat tellen: ze is van Oekraïense afkomst en mag dus Rusland niet binnen. Canada is een mozaïek aan nationaliteiten. Minderheden maken een groot deel uit van het kabinet, om duidelijk te maken dat deze regering er is voor alle Canadezen. Het is ook deze regering die meer dan 40.000 Syriërs per vliegtuig naar Canada bracht. Hoewel we moeten toegeven dat een groot deel daarvan hoger opgeleid zijn, is het een hele prestatie dat een land zelf vluchtelingen binnenhaalt met een luchtbrug, terwijl anderen ze liever kwijt dan rijk zijn. Het meest bijzondere daaraan is de attitude van de Canadezen, die het doodnormaal vinden dat ze dit terugdoen voor de wereld. Sommige mensen, vooral Amerikanen, denken dat Canada een sociaaldemocratisch land is. Nee, Canada is liberaal en kapitalistisch. Er is inderdaad universele ziekenzorg, maar burgers die het zich kunnen permitteren kunnen een private ziekteverzekering aanschaffen, waardoor ze de wachtrijen kunnen voorbijsteken. Hoe verder je van doorheen Canada wegtrekt van Europa, hoe meer ze beginnen te lijken op Amerikanen. Trudeau is meer dan zomaar een “shiny pony” met geweldige sokken. Hij is een feminist, vrijdenker, optimist, progressief,... Kortom: hij is een liberaal. In een tijd waar de anti-liberalen het luidst roepen, hebben we meer van dit soort leiders nodig. Dit is een reactie (in eigen naam, eerder verschenen op Newsmonkey) op uitspraken van Wouter Beke (voorzitter van CD&V) over uitspraken van Federaal minister van volksgezondheid Maggie De Block (Open Vld). Ik schrijf dit opiniestuk als niet-roker, niet-alcoholist, niet-snuiver etc. Lees het oorspronkelijke artikel hier. Als Maggie De Block het volgende zegt: "Als je met 16 oud genoeg bent voor seks, ben je dan te jong om sigaretten te kopen? Allez allez. Op 16 ben je volwassen.", dan is dat geen platte vergelijking tussen iets ongezonds en seks. Het gaat over verantwoordelijkheid, een kernbegrip in het liberalisme. Als je vraagt wat het kernbegrip van het liberalisme is, dan antwoorden de meeste mensen ‘vrijheid’. Als je vraagt of ze ook nog andere begrippen kunnen geven, dan houdt het vaak daar op. Jammer genoeg kan je dan ook gewoon verwijzen naar anarchisme. Uiteindelijk draait het wel allemaal om vrijheid, maar om vrijheden te kunnen garanderen moet er uiteindelijk ook zoiets zijn als ‘onvrijheden’. Dit zijn zaken die de algemene vrijheid van het individu schaden; je bent onvrij om iemand anders’ vrijheid af te nemen of in te perken. Dit is echter een paradox. Daarom voegen liberalen toe: “... zolang de ander zich verantwoord gedraagt.” Morele verantwoordelijkheid Verantwoordelijkheid staat daarom ook letterlijk in het Manifest van Oxford, het liberale document uit 1947 dat als hoeksteen wordt beschouwd van het moderne liberalisme: “Verantwoordelijkheid is een noodzakelijk complement van vrijheid en elk recht heeft een corresponderende plicht.” Het vervolg van deze paragraaf gaat verder op het verband tussen de burgers en de gemeenschap: “Als vrije instellingen effectief moeten functioneren, dient iedere burger een gevoel van morele verantwoordelijkheid tegenover de medeburger te hebben en een actieve rol te spelen in zaken van de gemeenschap.” Hieruit kan je concluderen dat jouw eigen daden, jouw eigen verantwoordelijkheid zijn en nog: je bent verantwoordelijk om anderen niet te schaden.
16 = volwassen Wij geloven dat de meesten op 16 in staat zijn om eigen beslissingen te nemen, die beslissingen bewust te nemen en vooral daar ook de gevolgen van te dragen. Daarom dat Open Vld stemrecht wil geven aan 16- en 17-jarigen. We beschouwen iemand van 16 jaar als volwassen. Waarom zouden we 16- en 17-jarigen anders behandelen dan iemand van 18 als we aanvaard hebben dat iemand van 16 in staat is om volwassen handelingen te doen?
Het is omwille van het vertrouwen in de burger dat Jong Vld voorstander is van de legalisering van softdrugs. Zeker in de privésfeer moet dit alles kunnen.
Dit wil niet zeggen dat we voorstander zijn van roken, drank en drugs. Het zijn verslavingen. Daarom ben ik voorstander van accijnzen; de verbruiker betaalt. Accijnzen gaan hand in hand met responsabilisering. Om af te sluiten citeer ik Maggie De Block: “Ik gun iedereen de vrijheid om zijn eigen keuze te maken. Ook al is het de verkeerde.” Open Vld heeft een wetsvoorstel klaar om ook jongeren van 16 en 17 jaar de mogelijkheid te geven om te stemmen. Het gaat om stemrecht voor de ‘nieuwe’ kiezers en het blijft (althans voorlopig) stemplicht voor de meerderjarige kiezers. Jammer genoeg is er bij andere partijen geen draagvlak om de opkomstplicht af te schaffen. “Je kan zeggen dat jongeren beïnvloedbaar zijn, kuddebeesten zijn en alleen maar fuiven, maar dat wil toch niet zeggen dat we niets van de werking van ons land kennen en geen toekomstvisie hebben”, zegt Brent Usewils van Jong VLD.
Een warme oproep aan de Hulshoutse jongeren: ben je geïnteresseerd in politiek en kan je je vinden in liberale gedachten als “meer mogen, minder moeten!”? Werk dan mee aan de toekomst en word lid van Jong VLD!
Contacteer Brent Usewils via Twitter (@busewils) of mail naar [email protected]. Dit opiniestuk verscheen eerder in de Lokale Burgerkrant van Hulshout van Juni 2015.
Ik durf dat zonder gêne te zeggen: mijn grootvader was slager, moest hij nu nog aan het werk geweest zijn, lijkt de kans mij reëel dat ik die zaak zou overnemen. Maar ik heb hem nooit als slager gekend en dus ging ik mijn eigen weg.
Je kiest iets dat bij je past en natuurlijk waarin je interesse hebt. Mijn vader is aannemer. Op vakantie vertelde hij steeds over geschiedenis, cultuur en architectuur. Zo kwam de interesse om architectuur te gaan studeren. Ik koos niet tussen universiteit of een beroep! Ik koos een vakgebied waarvoor ik interesse heb en moest daarvoor wel naar het hoger onderwijs. |
opinie
Archief |